By Vincent Wigmans
De luchtvaartsector kampt met een crisis in de beschikbaarheid van door de European Union Aviation Safety Agency (EASA) Part 66 gecertificeerde vliegtuigmonteurs, vooral in de privé-luchtvaartsector. Na jarenlang te hebben gewerkt in een EASA Part 145 onderhoudsomgeving als postholder, heb ik de uitdagingen en veranderingen binnen de industrie van dichtbij meegemaakt. Met veel ervaren monteurs die de komende jaren met pensioen gaan, dreigt de privé-luchtvaartsector een kritisch tekort te krijgen aan gecertificeerd personeel dat in staat is de diverse vloot van vliegtuigen te onderhouden.
De overgang naar een EASA Part 66-licentie
Toen de EASA-licentieregels in 2003 (voor vliegtuigen boven de 5700 kg) en 2006 (voor vliegtuigen onder de 5700 kg) werden ingevoerd, kregen monteurs met nationale Aircraft Maintenance Licenses (AML) de kans om via een overgangsregeling een EASA Part 66-licentie te behalen. Deze regeling stelde ervaren professionals in staat hun kwalificaties over te dragen, mits zij werkervaring konden aantonen op een breed scala aan vliegtuigtypes. Dit creëerde een pool van zeer bekwame en veelzijdige monteurs, die vaak op verschillende vliegtuigmodellen konden werken.
Echter, deze monteurs naderen het einde van hun loopbaan en de instroom van nieuw gecertificeerd personeel houdt geen gelijke tred. Dit probleem is vooral nijpend in de privé-luchtvaart, die een bredere expertise vereist vanwege de grote variëteit aan vliegtuigtypes die in gebruik zijn.
Uitdagingen in de privé-luchtvaartsector
Hoewel luchtvaartmaatschappijen doorgaans met een uniforme vloot werken, wat de certificerings- en trainingsvereisten vereenvoudigt, kent de privé-luchtvaartsector unieke obstakels. Deze uitdagingen maken het steeds moeilijker om een nieuwe generatie monteurs op te leiden met de brede kwalificaties die nodig zijn voor het onderhoud van privévliegtuigen.
Complexiteit en kosten van EASA Part 147-trainingsvereisten
Voor sommige vliegtuigtypes vereisen EASA Part 147-trainingscursussen een combinatie van B1 (mechanisch) en B2 (avionica) training. Dit vormt een aanzienlijke barrière voor specialisten. Een B2-monteur die zich uitsluitend richt op avionica, kan bijvoorbeeld moeite hebben om zijn kwalificaties uit te breiden met bepaalde vliegtuigtypes zonder de B1-cursus te voltooien—een cursus die irrelevant is voor zijn expertise. Deze “one-size-fits-all”-aanpak houdt geen rekening met de gespecialiseerde rollen in de privé-luchtvaart.
Daarnaast zijn de kosten om een EASA Part 66-licentie uit te breiden met een extra privéjet-type enorm. Het is niet ongebruikelijk dat de prijzen voor een type-training beginnen bij €25.000,00. En dat is nog maar het begin. Deze kosten omvatten niet de bijkomende uitgaven voor de verplichte On-the-Job Training (OJT), die vaak ook reis-, verblijf- en coördinatiekosten met gecertificeerde organisaties met zich meebrengt. Voor privé-luchtvaartbedrijven die te maken hebben met zeldzame of gespecialiseerde vliegtuigtypes, kunnen deze kosten een onoverkomelijke last vormen, wat inspanningen om een gekwalificeerd personeelsbestand te behouden bemoeilijkt.
Beperkingen van On-the-Job Training (OJT)
OJT vormt een andere uitdaging. In luchtvaartmaatschappijen is OJT relatief eenvoudig, omdat de vloten gestandaardiseerd zijn. In de privé-luchtvaart komen monteurs echter vaak in aanraking met zeldzame of unieke vliegtuigtypes. Het regelen van OJT-mogelijkheden voor deze modellen kan zo uitdagend zijn dat bedrijven soms hulp moeten vragen aan concurrenten. Deze afhankelijkheid van externe partijen bemoeilijkt het certificeringsproces en vertraagt de gereedheid van monteurs.
Beperkte beschikbaarheid van type-trainingcursussen
EASA Part 147-trainingscursussen zijn niet overal beschikbaar, vooral niet voor oudere of minder gangbare vliegtuigtypes die vaak worden gebruikt in de privé-luchtvaart. Dit gebrek aan toegang tot noodzakelijke trainingen belemmert het vermogen om een diverse vloot te onderhouden en aan de vraag van de industrie te voldoen.
De noodzaak van een meer praktische aanpak
EASA heeft haar regelgeving en trainingsvereisten grotendeels afgestemd op de behoeften van luchtvaartmaatschappijen, die profiteren van gestandaardiseerde vloten en schaalvoordelen. Deze focus negeert echter de realiteit van de privé-luchtvaart. Over 10 tot 20 jaar, wanneer monteurs met overgangslicenties met pensioen gaan, zal de privé-luchtvaartsector geconfronteerd worden met een nog groter tekort aan gekwalificeerd personeel.
Om deze dreigende crisis aan te pakken, moet EASA een meer praktische en flexibele aanpak hanteren. Aangezien de privé-luchtvaartsector een cruciale rol speelt in het Europese luchtvaartecosysteem, mogen de unieke behoeften ervan niet worden overschaduwd door de prioriteiten van de luchtvaartmaatschappijen. EASA heeft de kans om haar regelgevend kader te herzien om de continue beschikbaarheid van gekwalificeerde monteurs te waarborgen. Zonder proactieve maatregelen is het uitsterven van EASA Part 66-gecertificeerde monteurs in de privé-luchtvaart onvermijdelijk—een vooruitzicht dat de veiligheid, efficiëntie en groei van de industrie bedreigt. Het is tijd voor praktische oplossingen om de toekomst van de privé-luchtvaart veilig te stellen.